brutaliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bru·ta·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
brutaliseren

brutaliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brutaliseren
    • Ik brutaliseer. 
  2. gebiedende wijs van brutaliseren
    • Brutaliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brutaliseren
    • Brutaliseer je?