brakte

Uit WikiWoordenboek

Noors

Woordafbreking
  • brak·te
Naar frequentie 4045

Bijvoeglijk naamwoord

brakte, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van brakt

brakte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van brakt (van brake)
Schrijfwijzen

Bijvoeglijk naamwoord

brakte, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van brakt

brakte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van brakt (van bringe)

Werkwoord

brakte

  1. verleden tijd van brake
Synoniemen

Werkwoord

brakte

  1. verleden tijd van bringe