bosbesliefhebber

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bosbesliefhebber    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bos·bes·lief·heb·ber

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bosbes zn  en  liefhebber zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bosbesliefhebber	bosbesliefhebbers
verkleinwoord	bosbesliefhebbertje	bosbesliefhebbertjes

Zelfstandig naamwoord

de bosbesliefhebber m

1. iets of iemand die graag bosbessen eet

   ▸ Aan de andere kant van de vallei zag ik opeens bruine stipjes bewegen in een veld vol bosbessen. Het waren twee zwarte beren die door de felle zon goudbruin waren verkleurd. Ze waren op een veilige afstand van me vandaan dus ik ging zitten om ze uitgebreid te bestuderen. Het zijn kennelijk nog grotere bosbesliefhebbers dan ik.

Gangbaarheid

• Het woord 'bosbesliefhebber' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.