bonzend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bon·zend

Werkwoord

vervoeging van: bonzen
verbogen vorm: bonzende

bonzend

  1. onvoltooid deelwoord van bonzen


stellend
onverbogen bonzend
verbogen bonzende
partitief bonzends

Bijvoeglijk naamwoord

bonzend

  1. met een kloppende, dreunende beweging; met regelmaat veranderend
    • Een op de acht Nederlanders kampt met migraine. Een onbehandelde aanval duurt tussen de vier uur en drie dagen. Meestal gaat die gepaard met eenzijdig bonzende hoofdpijn, misselijkheid en soms met braken en/of overgevoeligheid voor licht en geluid. Is de aanval voorbij, dan moet je er ook nog van bijkomen. [1] 
    • Jij speelde met het kasteel en de helikopter. Ik huilde. Ik zag twee kloppende hartjes op het echoscherm en ik huilde. Ik hoopte al zo lang op een broertje of een zusje voor jou en verlangde naar een hartje dat zou blijven kloppen. Toch stroomden de tranen over mijn wangen toen ik die twee bonzende hartjes zag. Tranen voor jou. [2] 
Synoniemen


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Tubantia Arnoud Kluiters 22-03-17 Hoofdpijn: leven met een hinderlijke vijand
  2. De Telegraaf ANNEMARIE MOERMAN 02 feb. 2017 'Ik zag twee kloppende hartjes en ik huilde'