boeleke

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·le·ke
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boeleke boelekes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het boelekeo

  1. iemand die net geboren is
  2. (figuurlijk) iets dat pas ontstaan is
     De Sinksenfoor heeft dit jaar heel wat voeten in de aarde gehad. Schepen van Markten en Foren Ludo Van Campenhout (N-VA) hoopt dat deze editie de meeste succesvolle ooit wordt. ‘De moeilijkste bevallingen leveren vaak de schoonste boelekes op’, zei hij in zijn toespraak.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    mtm
    “Omstreden Sinksenfoor officieel geopend” (18/05/2013), De Standaard