bloemlees

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bloem·lees

Werkwoord

vervoeging van
bloemlezen

bloemlees

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloemlezen
    • Ik bloemlees. 
  2. gebiedende wijs van bloemlezen
    • Bloemlees! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloemlezen
    • Bloemlees je?