biopt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·opt
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord biopt biopten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het biopto

  1. (medisch) stukje weefsel dat voor onderzoek is weggenomen uit een levend organisme
     ,,Gisteren heb ik de uitslag gekregen van een biopt dat is genomen uit mijn linkerlong. De uitslag is niet goed. De onrustige cellen zijn ontstaan uit de tbc-plek die vorig jaar bij mij is vastgesteld. Alles wijst nu op een voorstadium van longkanker.[1]
     "Radiologen kunnen meteen een nieuwe mammografie doen, eventueel een aanvullende echo en een biopt nemen. Als er niets verdachts te zien is, wordt een vrouw vrijwel meteen gerustgesteld."[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Mark den Blanken
    “Ernstig zieke Nicolette Kluijver legt werkzaamheden per direct stil” (22-02-2017), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    Francine Wildenborg
    “Vrouw weet binnen dag of ze borstkanker heeft” (27-03-2017), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be