bingewatcher

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • binge·wat·cher
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord bingewatcher bingewatchers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bingewatcherm

  1. (media) iemand die veel afleveringen van een serie achter elkaar bekijkt
     Freriks was nog niet klaar. ,,Ik vraag dat aan jou”, vervolgde hij onbeschaamd, ,,want je bent een bingewatcher. Je houdt ervan om series te bingen. En dus vraag ik mij dan af: ‘Is daarmee je seksuele leven, laten we zeggen...”[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 8 mei 2023 Weblink bron
    Dennis Jansen
    “Maarten ‘Goedele’ van Rossem: ‘Mensen vergeten seks te hebben’” (22-12-2021), Tubantia