bingewatcher
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- binge·wat·cher
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bingewatcher | bingewatchers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bingewatcher m
- (media) iemand die veel afleveringen van een serie achter elkaar bekijkt
- ▸ Freriks was nog niet klaar. ,,Ik vraag dat aan jou”, vervolgde hij onbeschaamd, ,,want je bent een bingewatcher. Je houdt ervan om series te bingen. En dus vraag ik mij dan af: ‘Is daarmee je seksuele leven, laten we zeggen...”[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bingewatcher staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Dennis Jansen“Maarten ‘Goedele’ van Rossem: ‘Mensen vergeten seks te hebben’” (22-12-2021), Tubantia