bijeenhoudt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·een·houdt

Werkwoord

vervoeging van
bijeenhouden

bijeenhoudt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijeenhouden
    • ... dat jij bijeenhoudt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijeenhouden
    • ... dat hij bijeenhoudt.