bijbetaalt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·be·taalt

Werkwoord

vervoeging van
bijbetalen

bijbetaalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijbetalen
    • ... dat jij bijbetaalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijbetalen
    • ... dat hij bijbetaalt.