bijbetaalden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bij·be·taal·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijbetalen |
bijbetaalden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijbetalen
- ...dat wij bijbetaalden.
- ...dat jullie bijbetaalden.
- ...dat zij bijbetaalden.
- ...dat wij bijbetaalden.