bijbetaalden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·be·taal·den

Werkwoord

vervoeging van
bijbetalen

bijbetaalden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijbetalen
    • ...dat wij bijbetaalden. 
    • ...dat jullie bijbetaalden. 
    • ...dat zij bijbetaalden.