bigender
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bi·gen·der
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | bigender |
verbogen | bigendere |
Bijvoeglijk naamwoord
bigender
- met twee genderidentiteiten
Afgeleide begrippen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bigender | bigenders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bigender m
- persoon met twee genderidentiteiten
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'bigender' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.