bezieling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zie·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bezieling bezielingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bezielingv

  1. het gemotiveerd zijn, het anderen motiveren
    • Nu was hij de laatste tijd juist minder monter dan gewoonlijk. Door het vooruitzicht van een wapenstilstand was hij zichtbaar in de put geraakt, was zijn patriottische bezieling gefnuikt. [1] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be