betraan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·traan

Werkwoord

vervoeging van
betranen

betraan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betranen
    • Ik betraan. 
  2. gebiedende wijs van betranen
    • Betraan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van betranen
    • Betraan je? 

Gangbaarheid