bespogen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·spo·gen
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van bespugen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling uu-oo (IPAː /y/ - /oː/)
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bespugen |
bespogen
- meervoud verleden tijd van bespugen
- Wij bespogen.
- Jullie bespogen.
- Zij bespogen.
- Wij bespogen.
- voltooid deelwoord van bespugen
Synoniemen
- [1] bespuugden
- [2] bespuugd