bespogen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spo·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bespugen

bespogen

  1. meervoud verleden tijd van bespugen
    • Wij bespogen. 
    • Jullie bespogen. 
    • Zij bespogen. 
  2. voltooid deelwoord van bespugen
Synoniemen