besmette

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·smet·te

Bijvoeglijk naamwoord

besmette

  1. verbogen vorm van de stellende trap van besmet

Werkwoord

vervoeging van
besmetten

besmette

  1. enkelvoud verleden tijd van besmetten
    • Ik besmette. 
    • Jij besmette. 
    • Hij, zij, het besmette. 
  2. aanvoegende wijs van besmetten
  3. verbogen vorm van besmet, voltooid deelwoord van besmetten