berokken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·rok·ken

Werkwoord

vervoeging van
berokkenen

berokken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berokkenen
    • Ik berokken. 
  2. gebiedende wijs van berokkenen
    • Berokken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van berokkenen
    • Berokken je? 

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be