benadruk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·na·druk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
benadrukken |
benadruk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benadrukken
- Ik benadruk.
- gebiedende wijs van benadrukken
- Benadruk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van benadrukken
- Benadruk je?