beloonde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·loon·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
belonen |
beloonde
- enkelvoud verleden tijd van belonen
- Ik beloonde.
- Jij beloonde.
- Hij, zij, het beloonde.
- Ik beloonde.
- verbogen vorm van beloond, voltooid deelwoord van belonen
Bijvoeglijk naamwoord
beloonde
- verbogen vorm van de stellende trap van beloond