bekendstond

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kend·stond

Werkwoord

vervoeging van
bekendstaan

bekendstond

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van bekendstaan
    • ... dat ik bekendstond. 
    • ... dat jij bekendstond. 
    • ... dat hij, zij, het bekendstond. 
     Waarschijnlijk ging het om Jordie, die bekendstond als een dribbelaar.[1]

Verwijzingen