bekaaid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kaaid
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘slecht, ongunstig’ voor het eerst aangetroffen in 1611 [1]
  • [2]

Bijvoeglijk naamwoord

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bekaaid bekaaider bekaaidst
verbogen bekaaide bekaaidere bekaaidste
partitief bekaaids bekaaiders -

bekaaid [3]

  1. er ~ van afkomen een schamele uitkomst van iets krijgen
    • Bij het verdelen van de winst kwam hij er maar bekaaid vanaf. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen