bejammerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bejammerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·jam·mer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bejammeren |
bejammerde
- enkelvoud verleden tijd van bejammeren
- Ik bejammerde.
- Jij bejammerde.
- Hij, zij, het bejammerde.
- Ik bejammerde.
- verbogen vorm van bejammerd, voltooid deelwoord van bejammeren