begaffel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·gaf·fel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
begaffelen |
begaffel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begaffelen
- Ik begaffel.
- gebiedende wijs van begaffelen
- Begaffel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begaffelen
- Begaffel je?