beenmergoedeem
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- been·merg·oe·deem
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van beenmerg en oedeem
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beenmergoedeem | beenmergoedemen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het beenmergoedeem o
- (medisch) een zwelling ten gevolge van een ophoping van vocht in het beenmerg
Gangbaarheid
- Het woord 'beenmergoedeem' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.