bedwingbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dwing·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bedwingbaar bedwingbaarder bedwingbaarst
verbogen bedwingbare bedwingbaardere bedwingbaarste
partitief bedwingbaars bedwingbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

bedwingbaar

  1. onder controle hebbend
    • Zijn neiging om te roken was na 10 jaar stoppen nog steeds moeilijk bedwingbaar. 
  2. de mogelijkheid hebbend om het te kunnen overwinnen
    • Twee dagen voor het Ierse referendum, dat beslissend kan zijn voor de toekomst van de monetaire en politieke unie, was de neiging om pas op de plaats te maken nauwelijks bedwingbaar.[1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Folkert Jensma Dooren & Wim Brummelman NRC 16 juni 1992