bedibberde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bedibberde (hulp, bestand)
- IPA: /bəˈdɪbərdə/
Woordafbreking
- be·dib·ber·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bedibberen |
bedibberde
- enkelvoud verleden tijd van bedibberen
- Ik bedibberde.
- Jij bedibberde.
- Hij, zij, het bedibberde.
- Ik bedibberde.