bauschte auf

Uit WikiWoordenboek

Duits

Woordafbreking
  • bausch·te auf

Werkwoord

bauschte auf

  1. eerste persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd van aufbauschen in een hoofdzin
  2. derde persoon enkelvoud onvoltooid verleden tijd van aufbauschen in een hoofdzin
Synoniemen
Afgeleide begrippen