bankierde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ban·kier·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bankieren |
bankierde
- enkelvoud verleden tijd van bankieren
- Ik bankierde.
- Jij bankierde.
- Hij, zij, het bankierde.
- Ik bankierde.
vervoeging van |
---|
bankieren |
bankierde