baht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baht
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Thai, in de betekenis van ‘munteenheid van Thailand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1908 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord baht bahts
verkleinwoord bahtje bahtjes

Zelfstandig naamwoord

de bahtm

  1. (numismatiek) de munteenheid van Thailand (eigenlijk Thaise baht)
    • 1 baht is ca. 2 eurocent. 
Verwante begrippen
Hyponiemen

Gangbaarheid

19 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen