bagatelliseerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·ga·tel·li·seer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bagatelliseren |
bagatelliseerden
- meervoud verleden tijd van bagatelliseren
- Wij bagatelliseerden.
- Jullie bagatelliseerden.
- Zij bagatelliseerden.
- Wij bagatelliseerden.