bagatelliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·ga·tel·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
bagatelliseren

bagatelliseerden

  1. meervoud verleden tijd van bagatelliseren
    • Wij bagatelliseerden. 
    • Jullie bagatelliseerden. 
    • Zij bagatelliseerden.