attribueer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: attribueer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- at·tri·bu·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
attribueren |
attribueer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attribueren
- Ik attribueer.
- gebiedende wijs van attribueren
- Attribueer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attribueren
- Attribueer je?