asses

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·ses

Werkwoord

vervoeging van
assessen

asses

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assessen
    • Ik asses. 
  2. gebiedende wijs van assessen
    • Asses! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assessen
    • Asses je? 

Gangbaarheid