asbestose
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- as·bes·to·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | asbestose | asbestoses |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de asbestose v
- (medisch) beroepsziekte met verminderde longfunctie die veroorzaakt is door het inademen van asbest
- ▸ Mensen met asbestose, een verminderde longfunctie als gevolg van werken met asbest, kunnen een voorschot op een eventuele schadevergoeding krijgen. Dat valt op te maken uit een brief van minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken) aan de Tweede Kamer.[1]
- ▸ De toename komt doordat ook asbestslachtoffers met de ziekte asbestose (stoflongen) sinds enkele jaren een beroep kunnen doen op het instituut.[2]
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord asbestose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "asbestose" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Voorschot voor asbestosepatiënten” (21-03-2014), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Recordaantal slachtoffers van asbest wil geld zien” (10-01-2017), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be