antichambreerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·cham·breer·de

Werkwoord

vervoeging van
antichambreren

antichambreerde

  1. enkelvoud verleden tijd van antichambreren
    • Ik antichambreerde. 
    • Jij antichambreerde. 
    • Hij, zij, het antichambreerde.