antarctisch

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Antarctisch


Nederlands

Zelfstandig naamwoord

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·tarc·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen antarctisch antarctischer
verbogen antarctische antarctischere
partitief antarctisch antarctischers -

Bijvoeglijk naamwoord

antarctisch

  1. verouderde spelling of vorm van Antarctisch tot 2006, betrekking hebbend op de Zuidpool
  2. zeer koud

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen