analyseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ana·ly·seer

Werkwoord

vervoeging van
analyseren

analyseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van analyseren
    • Ik analyseer. 
  2. gebiedende wijs van analyseren
    • Analyseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van analyseren
    • Analyseer je?