anabaptist
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: anabaptist (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ana·bap·tist
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wederdoper’ voor het eerst aangetroffen in 1534 [1]
- afgeleid van baptist met het voorvoegsel ana- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | anabaptist | anabaptisten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord anabaptist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "anabaptist" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ anabaptist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).