ambieerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ambieerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- am·bi·eer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ambiëren |
ambieerden
- meervoud verleden tijd van ambiëren
- Wij ambieerden.
- Jullie ambieerden.
- Zij ambieerden.
- Wij ambieerden.