ajourneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ajour·neer

Werkwoord

vervoeging van
ajourneren

ajourneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ajourneren
    • Ik ajourneer. 
  2. gebiedende wijs van ajourneren
    • Ajourneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ajourneren
    • Ajourneer je? 

Gangbaarheid