agiteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • agi·teer

Werkwoord

vervoeging van
agiteren

agiteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van agiteren
    • Ik agiteer. 
  2. gebiedende wijs van agiteren
    • Agiteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van agiteren
    • Agiteer je?