afzeike
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·zei·ke
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzeiken |
afzeike
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van afzeiken
- ... dat men afzeike.
vervoeging van |
---|
afzeiken |
afzeike