afweking
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·we·king
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van afweken met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afweking | afwekingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afweking v
- dat wat men verkrijgt na weken of afweken
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'afweking' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afweking" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be