afvreeën
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·vree·en
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afvrijen |
afvreeën
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afvrijen
- ...dat wij afvreeën.
- ...dat jullie afvreeën.
- ...dat zij afvreeën.
- ...dat wij afvreeën.
vervoeging van |
---|
afvrijen |
afvreeën