aftont

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·tont

Werkwoord

vervoeging van
aftonnen

aftont

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftonnen
    • ... dat jij aftont. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftonnen
    • ... dat hij aftont.