aftakeling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ta·ke·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aftakeling aftakelingen
verkleinwoord aftakelingetje aftakelingetjes

Zelfstandig naamwoord

de aftakelingv [2] [3]

  1. het aftakelen: de achteruitgang in kracht, schoonheid, intelligentie etc.
    • De speculaties over Poetins aftakeling zijn vooral gebaseerd op twee recente openbare optredens: hoe hij zijn Veiligheidsraad afblaft en zijn zeventig minuten lange imperialistische toespraak aan de vooravond van de inval in Oekraïne. [4] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen