aftaaiden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·taai·den

Werkwoord

vervoeging van
aftaaien

aftaaiden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aftaaien
    • ...dat wij aftaaiden. 
    • ...dat jullie aftaaiden. 
    • ...dat zij aftaaiden.