afschakelde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afschakelde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·scha·kel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afschakelen |
afschakelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afschakelen
- ... dat ik afschakelde.
- ... dat jij afschakelde.
- ... dat hij, zij, het afschakelde.
- ... dat ik afschakelde.