afplat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·plat

Werkwoord

vervoeging van
afplatten

afplat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afplatten
    • ... dat ik afplat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afplatten
    • ... dat jij afplat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afplatten
    • ... dat hij afplat.