Naar inhoud springen

afpijnigden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·pij·nig·den

Werkwoord

vervoeging van
afpijnigen

afpijnigden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afpijnigen
    • ...dat wij afpijnigden. 
    • ...dat jullie afpijnigden. 
    • ...dat zij afpijnigden.