afleverde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·le·ver·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afleveren |
afleverde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afleveren
- ... dat ik afleverde.
- ... dat jij afleverde.
- ... dat hij, zij, het afleverde.
- ... dat ik afleverde.